over de voortreffelijkheid van de mens
I
Dit is het grasland dat ik ken
in mijn dna gestapeld
klaverveld op bulhond platgeslagen
graven in lasagnelagen
lees ik wie ik ben
II
wat vast staat weten we
wie voor ons was
beter dan wie na ons komt
III uilkens stelt hier de vragen
stinken wolken?
ruikt een onweerswolk anders
dan een schapenwolk
we weten het niet zoeken het uit
IV
kan ik elk dier zijn vandaag?
zonder dat het uitmaakt een koe zijn
hoe koel is dat
het maakt me niet uit
niemand die het meer uitmaakt
nog liever was ik een drone
V
wat vast staat weten we
wie na ons komt
beter dan wie voor ons was
VI
waarom is haast in me gekropen
niet stilte?
in mij glijdt een slee
gewoon de ademhaling in uit
liever was ik een drone
ben gewogen en te zwaar bevonden
VII
hoe hard moet je schreeuwen
om vroeger gehoord te worden?
we weten het niet
zoeken het uit
VIII
als een woelmuis steeds maar sneller
door m’n gangen racet
beeft de grond alles verandert
wat vast staat beweegt
IX
dit is het grasland dat ik ben
ik heb het eigenhandig platgeslagen